
Dit voorjaar en deze zomer werd in het pand van Carte Blanche een tentoonstelling over Kamp Seedorf gehouden. Kamp Seedorf zit in een traditie die andere kunstenaars die ik behandelde, ook omarmden. Zo heeft de beweging het over straatcultuur en avant-gardisme. Maar ook over straatkunst.
Dit is ergens ook een trendbreuk met de beeldvorming rondom kunstwerken: het komt niet elitair over. De iconografie is ook niet theologisch of diep historisch. Maar helemaal nieuw is het ook niet: het komt vaker voor bij hedendaagse kunst. Denk alleen al aan Banksy, ware het niet dat hij iets artistieker is.



v.l.n.r.: Noa Lang, Gerrie Knetemann (1952-2004) en Bart de Graaff (1967-2002)
Grafisch gezien is het werk interessant te noemen. Er worden niet veel kleuren gebruikt. Zwart, wit en twee kleuren ernaast. Maar dat is niet gek in street art: zeker niet als je bijvoorbeeld stencil art gebruikt. Bovendien zijn in sommige portretten de lichtinvallen daardoor enigszins zichtbaar. Denk aan het portret van Noa Lang. Het driekwart-portret bevat zwarte vlakken onder zijn kin en rechtsonder zijn neus. De plekken die dat niet hebben, zijn ook de beter belichte plekken. Voor het portret van Gerrie Knetemann valt eenzelfde te zeggen.
Écht Bekende Nederlanders (en buitenlanders)
De volks overkomende iconografie was terug te vinden in wie in beeld wordt gebracht. Er worden vaak voetballers (Noa Lang, Abdelhak Nouri en Maradona) en hiphoppers (Mula B, MocroManiac en Rotjoch) geportretteerd. Opvallend genoeg zag je echter ook minder geijkte figuren. Figuren die haaks staan op de straatcultuur. Zoals de wielrenners Wout van Aert en Gerrie Knetemann (1952-2004). Maar ook BNN-oprichter Bart de Graaff (1967-2002).
Maar het blijven nog steeds mensen die ook buiten hun vakgebied bekend zijn. Een leeftijdsgenoot als Jai Hindley zou dus niet geportretteerd worden. Dat is een keus die ze zelf maken. Toch zou het een verrassende wending aan kunnen nemen als ze ook met theologische of historische figuren aan kwamen kakken. ‘Pope Gregory meets street art’. Of het hondje, wat voor de trouw staat.



v.l.n.r.: Squirtle en Charizard / Hulk en Transformer
Trendbreuk
De Pokémons daarentegen (Charizard en Squirtle) zijn wel op een gebruikelijke manier neergezet. De driekwart-positie is niet ongebruikelijk, dat gebeurt in de games ook. Maar het volledig inkleuren is wel een breuk met hoe het collectief normaliter gezichten inzet. Wellicht zouden Ash Ketchum, de handlanger van Charizard, en The Pokémon Company, er juist respect voor hebben.
Het is niet de eerste keer dat fictieve personages ingekleurd zijn. En ook niet de eerste keer dat fantasiefiguren gebruikt worden. Zo was in de tentoonstelling ook een mural op het Kasteel van Almere – althans, wat er van de ruïne over is – te zien. Van de Hulk (Marvel) en een Transformer (speelgoedfiguur uit de jaren tachtig). Het inzetten van figuren uit de beeldverhaalcultuur én iets alledaags als speelgoed werkt hier wel goed. Omdat het typisch street art is – belichten van de gewone cultuur – maar ook omdat de figuren op die wanden een bijbetekenis kunnen geven. En ook het gebouw: het Kasteel van Almere, een ruïne, wat misschien wel het nieuwe decor is voor Hulk (en het universum van Marvel Comics, wie weet).



v.l.n.r.: straatnaambordjes Kamp Seedorf, enkel werk Mark van Wonderen en enkel werk Koos Buster
Andere kunstenaars
Naarmate je naar boven ging, voerde de humor de boventoon. In de straatnaamborden van Kamp Seedorf, maar ook in werken van andere kunstenaars. Zoals Treurtrips. Ook al is de naam misschien niet bekend (het is hoogstwaarschijnlijk Mark van Wonderen, (getuige zijn gelijknamige boek), de absurdistische ondertoon is wel te horen. Hoe hij steden neerzet van ‘mindere statuur’, past in de traditie van het absurdisme (zoals bij de VPRO). Maar is er serieus leegheid in het brutalistische stadhuis van Terneuzen? Voer voor vragen.
Bij veel andere kunstenaars was wel de vraag of het overkoepelende thema zichtbaar was. Het gewone leven en met name de relativering was duidelijk zichtbaar. Maar op de bovenste etage kun je beter spreken van viering van de burgermanscultuur – denk aan Koos Busters keramiek – dan aan het vieren van de straatcultuur.
Conclusie
Vapiano als tentoonstellingsruimte gebruiken was erg sterk. Er was lucht in de tentoonstellingen; het was niet zo compact als in Kunst is Leuk en de Cultuurdome. Ditzelfde geldt ook voor het gebruik van het wit; het is een neutrale kleur, en daardoor komen beelden ook goed over. Carte Blanche krijgt extra bonuspunten door nota bene bekende(re) kunstenaars naar de polder te halen. Flevoland wordt in de kunsten zo serieus genomen.
Twijfelachtig is – paradoxaal genoeg – het wit. Maar ook de setting in zijn geheel. De relatieve kaalheid, en je beperken tot Vapiano en Walibi (Lowlands), maakt het enigszins institutioneel. Een toertocht, met plekken waarop de kunst van Kamp Seedorf te zien, maakt het interactiever. Voorts vraag ik me af wat de kunsthistorische gelaagdheid achter de werken van Kamp Seedorf is. De – minimale – historische verwijzingen zijn helder voor de geest. Dat werkt voor het publiek. Maar kunstenaars op de bovenste etage – Buster, Treurtips en Tellegen – hebben bijzonderdere werken. Juist omdat het abstracter is.
‘Extra Saus’ was een tentoonstelling van Kamp Seedorf, in het kader van hun vijftienjarige bestaan. Naast het collectief waren ook werken te zien van onder andere Hans de Tweede, Koos Buster en Gauvain Manhattan. De tentoonstelling was van 10 mei t/m 31 augustus jl. te zien in het pand van Carte Blanche. Carte Blanche werkte hierin samen met Stichting Kunstmuseum Flevoland (beter bekend als ‘Jij bent M.’)